Prediker 7
Aanbeveling van wijsheid, tevredenheid en eenvoud
9 Wees niet te snel geërgerd in uw geest,
want ergernis rust in de boezem van dwazen.
dat de dagen van vroeger beter waren dan deze?
Want niet uit wijsheid
zou u dat vragen.
11 Wijsheid is goed met een erfelijk bezit:
een voordeel voor hen die de zon zien.
12 Immers, wijsheid biedt schaduw en geld biedt schaduw.
Het voordeel van kennis is echter dat wijsheid haar bezitters het leven
geeft.
want wie kan rechtmaken wat Hij krom gemaakt heeft?
14 Geniet op de dag van voorspoed
van het goede,
maar bedenk
op de dag van tegenspoed
dat God zowel de ene als de andere
gemaakt heeft,
zodat de mens niet kan doorgronden iets wat na hem zijn zal.
in mijn vluchtige dagen:
er is een rechtvaardige die omkomt in zijn rechtvaardigheid,
en er is een goddeloze die bij al zijn slechtheid zijn dagen
verlengt.
16 Wees niet al te rechtvaardig
en acht uzelf niet bovenmate wijs.
Waarom zou u uzelf verwoesten?
en wees niet al te dwaas.
Waarom zou u sterven vóór uw tijd?
18 Het is goed dat u aan het ene vasthoudt
en daarbij uw hand niet van het andere aftrekt.
Immers wie God vreest, ontkomt aan dit alles.
19 De wijsheid maakt de wijze sterker
dan tien machthebbers die in de stad zijn.
20 Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde,
die goeddoet en niet zondigt.
Preek n.a.v.
Prediker 7:16-17
Thema: Het
geheim van een leven in vrede!
Gemeente van Hem, die was en die is en die komen zal,
Kunt u het zich voorstellen. Ik was in mijn jeugd met een paar vrienden op een
boerderij. Er was door een paar jongens een gang gemaakt, dwars door de
hooiberg. Of ik er ook eens door wilde kruipen. Ik heb het zelden zo benauwd
gehad. Het kan je op zo’n moment aanvliegen: stel je voor dar die hele berg
naar beneden komt. Of: stel je voor, dat ik stik. Ik wilde er uit, zo snel
mogelijk. En voor mij kroop weer een jongen, die maar niet opschoot. Wat was ik
blij, toen ik weer frisse lucht om mij heen voelde.
Ik denk, dat de Prediker zich ook zo opgesloten
voelde. Hij wilde dolgraag weten wat er na die tunnel komt. En waar die tunnel
op uit loopt.
Dat zou een stuk makkelijker zijn. De schrijver van
het boek Prediker zou graag eens over de schouders van God meekijken. Als u
nagaat, dat de teksten uit dat Bijbelboek van Salomo afkomstig zijn, de wijze
zoon van David, dan kunt u zich voorstellen dat je niet altijd zo gelukkig
bent, als je zoveel verstand in je hoofd hebt.
Er zijn niet zoveel knappe koppen, die in God geloven.
Ze zullen wel veel met zichzelf overhoop liggen. Als je alles, mens en dier en
plant en kosmos, met je verstand beredeneert, dan ben je bezig een eigen wereld
te creëren. Dat laat je niet aan God over.
We hebben hier een goede uitzondering. Salomo houdt
ondanks zijn wijsheid vast aan God. Maar hij heeft wel vragen. Heel veel vragen
zelfs!
Als de koning om zich heen kijkt, dan klopt het
allemaal niet. Hij noemt twee voorbeelden. Er is een rechtvaardig mens, iemand die gemotiveerd is
en het beste met iedereen voor heeft. Een bevlogen mens, die er plezier in
heeft om goeie dingen te doen, een fijn mens, waar iedereen van houdt. Maar
daar heeft die mens niet lang plezier van, want hij wordt niet oud, hij gaat
ten onder op jonge leeftijd
En er is ook een ónrechtvaardig
mens, iemand die sléchte dingen doet, die mensen verdríét doet, die er een puinhoop van maakt en over andere
mensen heenwalst -- en wat zíé je? Die wordt oud
zonder een centje pijn.
Dat is situatie, waar de Prediker tegenaan loopt. En laten we maar eerlijk
zijn: ook wij botsen daar maar al te vaak tegenaan. Er is zoveel, dat we onéérlijk vinden. Je hoort wel eens bij een uitvaart: veel
te jong gestorven! En iedereen in de kerk kan nog veel méér noemen, wat
onbegrijpelijk is. Je krijgt door één verkeerd woord een conflict en je wilt
het goedmaken. Maar die ander wil dat niet! Of je collega, die de kantjes ervan
afloopt, krijgt promotie, en jij niet, terwijl je altijd in de weer bent voor
de zaak. Je kunt ervan wakker liggen. en het maakt het leven op aarde soms
behoorlijk lastig. Om nog maar te zwijgen over de waarom-vragen:
als er dan een God is, waarom al die rampen en zoveel aanslagen, de moord op
een kind, enz.
En wat doet Salomo met die vragen van ons. We moeten eerst erop letten, wat hij
NIET doet. Wat wij misschien WEL eens
doen. De Prediker begint niet om God te verdedigen. Hij gaat níét proberen uit
te leggen hoe het in elkaar steekt, en dat het uiteindelijk toch wel eerlijk is
of dat God er wel een goede bedóéling mee heeft.
Natuurlijk KAN dat wel, best mogelijk,
-- maar Salomo wéét dat niet; dat ligt achter de horizon, aan het andere
eind van de tunnel; daar kan hij niet bij, daar kan hij niet doorheen zien.
En daarom zégt hij er ook
niks over. Want: ‘Acht uzelf niet al te wijs!’
Salomo blijft binnen de werkelijkheid, wat hij overzien kan en waarin zijn
leven zich afspeelt.
Prediker gaat zijn God niet verdedigen.
Wat doet hij
dan wél? Hij geeft twee adviezen. En eigenlijk komen ze samen neer op: Ken je
plek. Wéét wie je bént, als mens op aarde, en weet
ook hoe de wereld is waarin je leeft. En pas vervolgens je leven aan bij die
realiteit. Prediker houdt, heel nuchter, heel realistisch, rekening met de wérkelijkheid. Soms zijn de dingen hier op aarde níét
eerlijk, soms krijg je niet waar je recht op hebt - waar je dácht
recht op te hebben - en soms zijn de dingen helemaal in de war. En dan kun je
je vuist omhoog steken, maar daar wordt het niet anders van.
Het eerste advies van Salomo is: “Wees niet al te
rechtvaardig en acht uzelf niet bovenmate wijs. ” Wat bedóélt hij daarmee? Dit: dat je jezelf zó kunt vastbijten
in wat naar jouw idee recht en eerlijk is, dat je er niet meer úítkomt. En misschien heb je dan wel helemaal gelijk,
misschien is het inderdaad wel ontzettend oneerlijk, maar als je álles dáárop focust, zegt Prediker, dan “verwoest je jezelf, je
richt jezelf te gronde”. Dat wil heel simpel zeggen: je gaat verbitterd door
het leven, daar val je mee om, in plat nederlands:
‘je wordt er gék van!’.
Leven op
deze wereld is rekening houden met onvolkomenheid, met onéérlijkheid,
met dingen die níét kloppen. Het onder ogen zien als een realiteit. Niet zo’n
mooie realiteit, nee, je raakt er ook nooit aan gewénd.
Maar we doen er goed aan ons te realiseren, dat een onvolkomen wereld de naakte
werkelijkheid is.
We leven in
een tijd waarin we zoveel méér kúnnen dan vroeger. In vroeger tijden was het
veel dúídelijker dat je een hoop dingen niet in je
vingers had. De dingen gebéúrden nu eenmaal, die overkwámen je, daar had je als klein mens geen invloed op.
Simpel voor-beeld: besmettelijke ziekten: daar had je
geen greep op. Waarom de één bij een pestepidemie wél ziek werd en een ander
níét: iedereen wist dat je daar geen antwoord op kreeg. Het gebéúrde
gewoon. En dus boog je je hoofd en aanvaardde je je lot.
Nou, dat doen wij níét. Wij protesteren; wij komen op voor onze rechten. En als
we ziek zijn dan moet de dokter ons beter maken. Want de buurman heeft óók z’n
leven lang gerookt en is 90 geworden. Dus dat wil ik ook.
“Wees niet al te rechtvaardig en acht uzelf niet
bovenmate wijs.”
Ken jezelf
en de wereld; weet en aanvaard dat je een beperkt en klein mens bent. Je
ontmoet soms mensen, die afgeknapt zijn op God en op het leven, om déze reden.
Omdat ze té hoge verwachtingen hadden. Dat kan (let op, het kan, het hoeft
niet) maar zo’n hoge verwachting kan b.v. een rol spelen bij veel
echtscheidingen: de teleurstelling, omdat het léven,
ook het húwelijksleven, je niet bracht wat je ervan
verwachtte; waar je meende (soms onbewust) récht op
te hebben.
Salomo zegt:
wees niet al te rechtvaardig, zet niet alles op de noemer van wat je denkt dat
het moet zijn. “waarom zou je jezelf
zoveel tekort doen en je welbevinden verwoesten?”
Dat is Salomo’s éérste
advies.
Maar direct
er achteraan komt het tweede. Want aan de ene kant moet je dus niet kapotgaan
aan je gevoel voor rechtvaardigheid en eerlijkheid, maar pas op, zegt Prediker,
“Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te
dwaas. Waarom zou u sterven vóór uw tijd?”
”Daar
bedoelt hij níét mee: een béétje onrechtvaardig en
dwaas kan er nog wel mee door -- maar hij bedoelt: sla niet door naar het ándere uiterste. Dat zóú kúnnen.
Je zóú, als je die harde realiteit gezien hebt, als
je geconfronteerd bent met die smalle marges van het mensenleven op aarde, en
dat het soms zo ánders gaat dan je zou verwachten en
zou wíllen - dan zóú je je
kop er tegenin kunnen gooien en zeggen: “Wat maakt het ook allemaal uit? Kan
mij ‘t schelen, ‘t is toch één grote ellende, ik kies voor mezelf, ik pak wat
ik pakken kan, want dood gaan we allemaal”.
Ja, dat
laatste is waar, dat weet Salomo ook wel; maar waarom zou je sterven vóór je
tijd. Blijkbaar kan dat: dat je sterft vóór je tijd. Ondanks onze vrome
geruststelling dat níémand sterft voor z’n tijd -
nou, blijkbaar wél dus. Als in de nacht van zaterdag op zondag mensen met
beschonken in een auto stappen en dan de bocht uitvliegen en omkomen, dan zou
Prediker zeggen: “Dat was vóór hun tijd”.
En misschien
is het niet eerlijk als er vervolgens in een advertentie staat, dat God op Zijn
tijd tot Zich heeft genomen die-en-die.
“Gedraag je niet al te onrechtvaardig”, zegt Prediker, “en wees niet al te
dwaas. Waarom zou je sterven vóór je tijd?”
Ziet u het
vóór u? Vandaag? Mensen die alleen maar weten van hier en nu, met een houding
waar de onverschilligheid van afdruipt. Je kunt er zó in opgaan, dat je
uiteindelijk erin óndergaat. Als een waaghals, die
over een vliesje ijs loopt.
De les die Salomo geeft, is deze: al begrijp je niet veel, al snap je er weinig
van, van wat je ziet en hoort, hou vast aan wat je niet ziet, hou vast aan Gód. Want Hij is er ook nog. Dát is uiteindelijk wat de
wijze koning gelooft. Want “wie ontzag voor God heeft, ontsnapt aan al te veel
rechtvaardigheid en ook aan al te veel onrechtvaardigheid”. Salomo zweert aan
de ene kant de krampachtigheid af en aan de andere kant de onverschilligheid.
Leef niet als een doemdenker, maar ook niet als een beest.
Ontzag voor God; dat is willen wéten dat Hij er is, en dat de wereld
uiteindelijk in Zíjn hand ligt: door alle stormen heen. U ziet er niets van,
maar u gelóóft het wél. En al kun je soms geen meter
vooruit zien, je kunt wel omhóóg kijken. Het einde,
het doel van je leven, van Hem verwachten. Dat is God de eer geven en je eigen
denkbeelden daaraan ondergeschikt maken.
Salomo geeft advies, als het leven soms moeilijk en uizichtloos
is. Als er zoveel vragen zijn, waar je niet uitkomt. Waar je nooit uitkomt.
De Prediker
kan niet vooruit kijken. En het is goed, dat dit boek in de Bijbel staat. Het
is zo eerlijk, zo voluit menselijk. En toch: hij heeft niet het laatste woord.
Dat zou hij ook niet gewild hebben.
Want er is
toch iets MEER te zeggen. Zeker, er staat hier in vers 20, maar b.v. ook in
psalm 53, dat er niemand is, geen mens dus, die niet zondigt. Ieder mens is een
uitglijder. Er is niemand volmaakt. En als je iets van een ander zegt, dan zeg
je ook iets van jezelf. En de manier waarop je tegen de wereld kijkt, zegt OOK
iets van jezelf.
Maar temidden van al die dingen die niet klóppen
en waar wij het soms héél moeilijk mee hebben, lees ik in het evangelie, dat er
TOCH een Rechtvaardige is. Iemand, die niet een béétje
rechtvaardig was, die relatief wat boven het gemiddelde uitstak, maar die absolúút rechtvaardig was, waar helemaal níéts op aan te merken viel, die volkómen
goed was -- en die volstrekt tegen alle recht en eerlijkheid in aan zijn
rechtvaardigheid ten onder ging. En dan níét omdat Hij op jeugdige leeftijd een
ziekte kreeg of een ongeluk, maar omdat Hij door óns mensen uitgespuugd werd, dood-verklaard, vastgetimmerd aan het hout van ons kruis.
Zijn naam is Jezus. Aan wie God de Vader alle macht gegeven heeft, in hemel en
aarde. Dat is geen onbewogen Heerser, maar iemand die bewogen met ons is.
Bewogen met onze vragen, bewogen met ons verdriet. Hij weet het als geen ander,
wat er in de mens omgaat. Hij heeft onder ons geleefd. Maar Hij heeft geweend
over het onrecht, geweend over de dood van zijn vriend Lazarus. Hij heeft de
pijn van het pesten gevoeld, de pijn van het lijden, de pijn van de doodstrijd.
“Christus, de Heiland, onze Heiland, een rechtvaardig Mens, die aan zijn
rechtvaardigheid ten onder ging”.
Groot onrecht. Volkomen oneerlijk. Er klopt helemaal niks van.
Maar omdat Hij dit onrecht verdroeg en omdat Hij de dood en onze schuld en
alles wat onbegrepen is, al onze vragen, op zich nam, mogen wij leven. Door het
grootste onrecht, ooit op aarde gebeurd.
Zijn dood,
ONS leven! En als je daarover nadenkt, dan duizelt het. Maar Hij is wel het
geheim van een leven in vrede, met jezelf, met je naaste en met God!
Amen.